Drugssmokkel gebeurt wereldwijd; de illegale handel in verdovende middel heeft een internationaal karakter. Productie- en consumptielanden liggen verspreid over de hele wereld. Zowel binnen als buiten Europa. Handelaren zijn continu op zoek naar nieuwe afzetmarkten. Achter de georganiseerde handel zitten grote netwerken die zich onder meer bezighouden met het realiseren en onderhouden van transportroutes.
Dit vergt niet alleen inzet in productie- en consumptielanden, maar ook in overige landen die tijdens de route worden aangedaan. Dit maakt dat bij de bestrijding van deze handel de focus ligt op opsporen van de transportroutes, het verstoren van transporten en het opsporen van de koeriers. Dit moet uiteindelijk leiden naar de ontmanteling van de complete organisatie in het consumptieland. Deze bestrijding kan alleen succesvol zijn bij intensieve en efficiënte samenwerking tussen de opsporingsinstanties van de betrokken landen.
Internationale verdragen
Om deze samenwerking zo goed mogelijk te laten verlopen, zijn in het verleden verdragen gesloten. Op mondiaal niveau is hiervoor de juridische basis gelegd in drie verdragen van de Verenigde Naties (VN). Deze vragen hebben een hoge ratificatiegraad en vormen daarmee een goede basis voor strafrechtelijke samenwerking tussen betrokken landen. Daarnaast bleek dat bij de samenwerking tussen consumptielanden aanvullende regelingen nodig waren om efficiëntie binnen de samenwerkingen te bevorderen. Deze regelingen werden voorzien in een VN-verdrag in 1988. Dit verdrag maakt het mogelijk buiten territoriale wateren tegen elkaars schepen met drugssmokkel op te treden.